De slokdarm is een holle buis die het voedsel van de mond naar de maag transporteert om het vervolgens te verteren. De slokdarm bevindt zich in de hals, borstholte en voor een gedeelte in de bovenbuik. De slokdarm bestaat uit verschillende lagen van weefsels: de slijmvlieslaag, de ondersteunende bindweefsellaag en de spierlaag. Het spierweefsel zorgt ervoor dat het voedsel richting de maag wordt gebracht (peristaltiek).
De wand van de slokdarm bestaat uit miljoenen cellen. Oude en beschadigde cellen worden door het lichaam vervangen door nieuwe cellen door celdelingen. Op het moment dat er in de bouwstenen van het lichaam (het DNA van de cellen) afwijkingen optreden tijdens bijvoorbeeld de celdelingen, kan dit leiden tot een ongeremde groei van de cellen. Als dit in de slokdarm gebeurt, kan er een kwaadaardig gezwel ontstaan (een tumor). Er is dan sprake van slokdarmkanker.
In een laat stadium van slokdarmkanker kunnen de kankercellen losraken van de tumor en zich door het lichaam verspreiden via de lymfebanen en/of de bloedbaan. Deze tumorcellen kunnen zich nestelen in andere organen en daar uitgroeien tot een nieuwe tumor (een uitzaaiing). Uitzaaiingen van slokdarmkanker kunnen voorkomen in de lever, longen, bijnieren, botten of hersenen.
Het aantal mensen dat in Nederland de diagnose slokdarmkanker heeft gekregen, is de laatste veertig jaar toegenomen. In 2019 kregen ongeveer 3.000 mensen de diagnose slokdarmkanker, in 2010 waren dit nog ongeveer 2.000 mensen. De gemiddelde leeftijd waarop slokdarmkanker wordt vastgesteld is 66 jaar en slokdarmkanker komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. De twee meest voorkomende vormen van slokdarmkanker zijn het adenocarcinoom en het plaveiselcelcarcinoom, dit uit een ander celtype ontstaan. Een plaveiselcelcarcinoom ontstaat vaak hogerop in de slokdarm, terwijl het adenocarcinoom vaak lager in de slokdarm ontstaat.