Het behandeltraject van slokdarmkanker is over het algemeen vrij zwaar en ingrijpend. De behandeling is afhankelijk van het stadium van de tumor, en van de conditie en eventuele wensen van de patiënt.
Indien de tumor nog een voorstadium van slokdarmkanker is, of als er alleen zeer beperkte tumor is, kan de tumor soms lokaal verwijderd worden via een kijkonderzoek (endoscopie). Dit wordt ook wel endoscopische mucosale resectie (EMR of ESD) genoemd. Deze behandeling is voor de meeste patiënten genezend. Het voordeel van een endoscopische behandeling is dat er geen operatie nodig is. Daardoor is de behandeling minder ingrijpend en is de invloed op het dagelijks leven kleiner. De verwijderde tumor wordt onder de microscoop onderzocht en enkele weken na de behandeling bespreekt de arts de uitkomsten van dit onderzoek met de patiënt. Er wordt dan besproken hoe de verdere behandeling en/of controle zal verlopen. De maag-darm-leverarts regelt ook een afspraak voor een controle-endoscopie. Echter bij de overgrote meerderheid van patiënten is de tumor al verder gegroeid, waardoor deze endoscopische behandeling niet meer mogelijk is.
De standaard behandeling van meer gevorderde slokdarmkanker bestaat uit een voorbehandeling met chemotherapie en bestraling, gevolgd door een operatie waarbij de slokdarm samen met de omliggende lymfeklieren wordt verwijderd. Bij deze operatie wordt van de maag een nieuwe slokdarm (buismaag) gemaakt. De voorbehandeling duurt in totaal vijf weken en heeft als doel om de tumor te verkleinen en eventuele uitzaaiingen in een vroeg stadium te vernietigen. De chemotherapie bestaat uit vijf kuren één keer per week worden toegediend via een infuus op de oncologische dagbehandeling. Voorafgaand aan elke chemokuur wordt er bloed geprikt om te controleren of de chemokuur veilig toegediend kan worden. De mogelijke bijwerkingen van de chemotherapie worden voorafgaand aan de behandeling met de patiënt besproken door de oncoloog of de verpleegkundig specialist. De bestraling wordt in dezelfde periode als de chemotherapie gegeven. De patiënt wordt 23 keer bestraald in een periode van vijf weken. Om een indruk te krijgen van de behandeling met bestraling, klikt u op deze link. Dit betekent dat de patiënt één keer per week zowel chemotherapie als een bestraling krijgt. De bijwerkingen van de bestraling worden voorafgaand aan de behandeling met de patiënt besproken door de radiotherapeut (bestralingsarts). Sommige patiënten komen in aanmerking voor protonen radiotherapie in plaats van de huidige radiotherapie. Wat protonen radiotherapie inhoudt wordt hier nader toegelicht.
De operatie vindt circa acht tot twaalf weken na de laatste bestraling plaats. In de periode tot aan de operatie kunt u herstellen van de chemotherapie en bestraling. Voorafgaand aan de operatie wordt er een FDG-PET/CT-scan gemaakt om te controleren of geen uitzaaiingen zijn opgetreden. Als er geen uitzaaiingen zijn gezien op de FDG-PET/CT-scan, kan de operatie worden uitgevoerd.
Bij de operatie wordt (het grootste gedeelte van) de slokdarm samen met de omliggende lymfeklieren verwijderd. Om het spijsverteringskanaal weer te herstellen, wordt van de maag een buis gemaakt (buismaag). Dit maakt de maag kleiner, maar ook langer. Deze buismaag wordt in de borstholte of helemaal in de nek gebracht. De buismaag wordt aangesloten op het overgebleven stuk slokdarm. Het aanleggen van deze anastomose (nieuwe aansluiting) wordt gedaan met een speciaal nietapparaat of met de hand. Dit is een ingrijpende operatie met een reële kans op complicaties en blijvende nadelige effecten op kwaliteit van leven. De mogelijke complicaties van de operatie worden voorafgaand aan de operatie met de patiënt besproken door de slokdarmchirurg.
Hoewel het doel van de operatie is om patiënten te genezen van kanker, kan de kanker toch terugkomen en dan is genezing vaak niet meer mogelijk. De kanker komt dan meestal terug in de eerste twee jaar na een slokdarmoperatie. Helaas heeft de operatie dan niet bijgedragen aan de kans om te genezen van slokdarmkanker.
Er bestaan verschillende typen operaties voor slokdarmkanker. Het type operatie dat wordt gekozen is afhankelijk van waar de tumor zich in de slokdarm bevindt en de conditie van de patiënt.
Transthoracale operatie: Bij een transthoracale operatie wordt de tumor met de omliggende lymfeklieren niet alleen verwijderd via de buik en hals, maar ook via de borstholte. In de hals wordt de buismaag aangesloten op het overgebleven deel van de slokdarm. Soms het is het niet nodig om de slokdarm helemaal tot aan de hals weg te nemen. In dat geval wordt de nieuwe aansluiting in de borstholte gemaakt.
Transhiatale operatie: Bij een transhiatale operatie wordt de tumor met de omliggende lymfeklieren verwijderd via het middenrif, de buik en de hals. In de hals wordt de buismaag aangesloten op het overgebleven deel van de slokdarm.
Vaak is het mogelijk om (een gedeelte van) de operatie minimaal invasief uit te voeren, via kleine sneetjes (kijkoperatie). De wonden zijn dan kleiner, omdat de operatie uitgevoerd wordt met een verlengd instrument en een camera. In sommige gevallen is een klassieke operatie via een grote snee in de buik en borstholte de beste keuze. Er wordt ook wel eens gekozen voor een combinatie van methoden of er wordt een robot gebruikt die wordt bestuurd door de chirurg. De operatie in het lichaam is hetzelfde, alleen de toegang is anders.
Het weefsel van de verwijderde slokdarm wordt na de operatie onder de microscoop bekeken door de patholoog. Op die manier kan het effect van de chemotherapie en bestraling worden beoordeeld.
De uitslag van het weefselonderzoek wordt vaak poliklinisch met de patiënt besproken door de slokdarmchirurg.
In sommige gevallen blijkt tijdens de operatie dat de slokdarm niet verwijderd kan worden, omdat de tumor in andere organen is gegroeid of omdat er uitzaaiingen op het buikvlies worden gevonden. De chirurg zal na deze operatie met de patiënt bespreken welke behandeling nog mogelijk is.
Wanneer na chemotherapie en bestraling bij de operatie nog kankercellen worden gevonden in de slokdarm, kan na de operatie gedurende 1 jaar immunotherapie worden gegeven. Deze immunotherapie (nivolumab genaamd) heeft als doel om de kans dat de slokdarmtumor terugkomt (in de slokdarm of elders in het lichaam) te verkleinen. De immunotherapie bestaat uit 13 kuren die de patiënt één keer per vier weken krijgt toegediend via een infuus op de oncologische dagbehandeling. Voorafgaand aan elke kuur wordt er bloed geprikt om te controleren of de immunotherapie toegediend kan worden. De mogelijke bijwerkingen van de immunotherapie worden voorafgaand aan de behandeling met de patiënt besproken door de oncoloog of de verpleegkundig specialist.
Deze behandeling met chemotherapie en bestraling lijkt op de standaardbehandeling, maar wordt niet altijd gevolgd door een operatie waarbij de slokdarm samen met de omliggende lymfeklieren wordt verwijderd en van de maag een nieuwe slokdarm (buismaag) wordt gemaakt. Bij een deel van de patiënten is de voorbehandeling met chemotherapie en bestraling heel effectief. Hierdoor kunnen de klachten van slokdarmkanker grotendeels verdwijnen en is er geen kankerrest meer aantoonbaar tijdens onderzoeken na behandeling met chemotherapie en bestraling. In dit geval kan een operatie worden uitgesteld of misschien zelfs helemaal achterwege worden gelaten. In plaats van een operatie (de standaard behandeling) ondergaat de patiënt dan actieve surveillance (waakzaam wachten). Deze behandeling is (nog) geen onderdeel van de standaardbehandeling in Nederland en wordt daarom alleen als studiebehandeling aangeboden. Meer informatie over deze studiebehandeling vindt u hier. Als u ondersteuning wilt bij het maken van een behandelkeuze, kunt u gebruik maken van de voorlichtingsvideo’s.
In sommige gevallen is het niet mogelijk of gewenst om een operatie uit te voeren waarbij de slokdarm wordt verwijderd. In dat geval is er een behandeling mogelijk met chemotherapie en bestraling (definitieve chemoradiotherapie). Dit is een langer schema (6 i.p.v. 5 weken en 28 i.p.v. 23 bestralingen) dan de chemotherapie en bestraling die voor de operatie zou worden gegeven. De kans op genezing na behandeling met alleen een hoge dosis chemotherapie en bestraling is kleiner dan wanneer er aanvullend een operatie wordt uitgevoerd. Echter is in sommige gevallen genezing of een uitgestelde operatie nog wel mogelijk.
Als op basis van het stadium van de tumor blijkt dat genezing van slokdarmkanker niet meer mogelijk is, kan er symptoomgerichte behandeling (palliatieve behandeling) plaatsvinden. Het voornaamste doel van palliatieve behandeling is het bestrijden van (pijn)klachten van de slokdarmkanker en/of het geven van levensverlenging. Deze behandeling kan bestaan uit chemotherapie en/of bestraling. Ook kan de maag-darm-leverarts via een kijkonderzoek (gastroscopie) een flexibel buisje in de slokdarm plaatsen (stent), waardoor de doorgang van voedsel wordt vergemakkelijkt.
Voor meer informatie over slokdarmkanker kunt u terecht op onderstaande websites.